32448 |
klompriem |
klompenbandje:
klōmpǝbē̜ntjǝ (L210p Venray),
tuigleer:
tȳxlē̜r (L210p Venray)
|
Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.]
II-12
|
18245 |
klompschoen |
klompschoen:
klompschoen (L210p Venray),
klompschoën (L210p Venray),
kloompschoon (L210p Venray)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32449 |
klompspijkertje |
klompennagel:
klōmpǝnāgǝl (L210p Venray)
|
Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.]
II-12
|
20531 |
klonteren |
hotselen:
hotsele (L210p Venray),
klonteren:
kloontere (L210p Venray, ...
L210p Venray),
klōntere (L210p Venray)
|
klonteren || klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29812 |
kloostermop |
kloostermop:
klǫastǝrmǫp (L210p Venray)
|
Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.]
II-8
|
19405 |
klopper, garde |
kloprijsje:
klopriēske (L210p Venray),
rijsje:
Van dunne geschilde berketakjes maakte men vroeger een bundeltje en dit gebruikte men dan als garde
riēske (L210p Venray)
|
soort garde || voorloper van de moderne garde, klopper
III-2-1
|
25030 |
klotsen van vloeistoffen |
klotsen:
klotse (L210p Venray)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18120 |
kloven |
kloven:
kloove (L210p Venray)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22659 |
klucht |
klucht:
klucht (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33675 |
kluit aarde |
kluit:
klyt (L210p Venray)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|