33340 |
koewachter, veeknecht |
koeherd:
kuhart (L210p Venray)
|
De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.]
I-6
|
20864 |
koffie |
koffie:
koffie (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
As dén/die zó lang as stòm was, kòs dén/die uut de schow koffie dreenke: gezegde voor iemand die zeer dom is Genne zËvere koffie zien: niet geheel in orde zijn
koffie (L210p Venray),
troost:
truəst (L210p Venray)
|
fig. voor koffie || koffie [SGV (1914)] || koffie, een kop ~ [SGV (1914)] || uit koffie bereide drank
III-2-3
|
20840 |
koffie zetten |
opschudden:
òpschudde (L210p Venray)
|
koffie zetten
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
drats:
drats (L210p Venray, ...
L210p Venray),
koffie
drats (L210p Venray),
van de koffie
drats (L210p Venray),
koffiedrats:
koffiedrats (L210p Venray),
Dat hit geld gekaost, zeej de vrouw tigge de jòng, en toew goot zij m de koffiedrats ien zien tas
koffiedrats (L210p Venray)
|
droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] || koffiedik [DC 47 (1972)], [SGV (1914)]
III-2-3
|
29604 |
koffiekannetje |
tuit:
tø̜jt (L210p Venray)
|
Flesvormig, blauw gëmailleerd metalen koffiekannetje met beugelsluiting. [N 98, 13; monogr.]
II-8
|
19787 |
koffieloodje |
koffielood:
koffieloeëd (L210p Venray)
|
metalen kokertje voor het afmeten van de hoeveelheid koffie die hier en nu nodig is om de gewenste sterkte te verkrijgen
III-2-1
|
19515 |
koffiepot |
koffietuit:
koͅfitø͂ͅt (L210p Venray)
|
koffiekan
III-2-1
|
33812 |
koffievos, brandvos |
brandvos:
brāntvǫs (L210p Venray)
|
Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j]
I-9
|
21022 |
koken |
koken:
kōkǝ (L210p Venray)
|
De hoofdwort en/of de nawort in de wortketel koken. Volgens de respondent uit L 325 duurde dit proces twee uur. [N 35, 42; monogr.]
II-2
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
an de kök kome (L210p Venray),
koke (L210p Venray),
kōkən (L210p Venray),
kóókə (L210p Venray),
zieden:
zieje (L210p Venray)
|
koken [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|