e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichaam lichaam: lichem (Venray), lijf: lief (Venray, ... ), liĕf (Venray) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht macht: macht (Venray, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht leewater: leejwater (Venray), water: waater (Venray) leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
licht bier lagerbier: lāgǝrbīr (Venray), licht bier: lext bīr (Venray) Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.] II-2
licht, steenlicht licht: licht (Venray) De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld] II-3
lichtboom lichtboom: lichtboom (Venray) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3
lichte verkoudheid wat motterig zijn: wat motterig (Venray) Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2
lichtgeraakt, kregel gauw kwaad: gow kwaod (Venray), gift: gif (Venray), kommerlijk: kummelek (Venray), kral: kral (Venray), lichtgeraakt: lichtgerakt (Venray), spinnorrig: cf. WNT IX, kol. 2169 s.v. "norrig". Zie "norsch"(zeer onvrienlijk, een slecht humeur toonenende ....)  spinnörig (Venray) korzelig, kregelig, kort aangebonden || korzelig, lastig, kribbig, lichtgeraakt || lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4
lichttouw, lichtkoord lichtriem: lichtriem (Venray) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lidmaat, ledematen lid, leden: leeje (Venray) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1