28540 |
neerstrijken op de vliegplank |
thuiskomen:
tyskomǝ (L210p Venray)
|
Het neerstrijken van de bij op de vliegplank van korf of kast, wanneer ze na een honingvlucht thuiskomt. [N 63, 45]
II-6
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L210p Venray)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negenoeëg (L210p Venray),
negenooug (L210p Venray),
negeōēeg (L210p Venray)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21475 |
neger |
zwarte, een -:
zwárte (L210p Venray)
|
neger [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17629 |
nek |
nek:
nek (L210p Venray, ...
L210p Venray),
nèk (L210p Venray)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neme (L210p Venray),
pakken:
pakke (L210p Venray)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
Veldeke 1979 nr 1
naerf (L210p Venray),
WLD
nērf (L210p Venray)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24215 |
nest |
bocht:
v vogel of ander dier, ook: nestmateriaal
bòcht (L210p Venray),
nest:
nēst (L210p Venray),
nēster (L210p Venray)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
Veldeke 1979 nr. 1
nèst (L210p Venray),
WLD
nèst (L210p Venray),
worp:
wörp (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] || worp, aantal jonggeboren dieren
III-4-2
|
34521 |
nestei |
nestei:
nēstęi̯ (L210p Venray)
|
Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.]
I-12
|