28496 |
onrustig zijn door moerloosheid |
huilen:
%%men zegt%%
ǝt vǫlk hylt (L210p Venray)
|
Onrustig of neerslachtig worden van de bijen ten gevolge van moerloosheid. Een volk dat pas moerloos is geworden, is onrustig aan het zoeken; veel bijen lopen aan de voorzijde van de korf of kast. Wanneer de imker een flinke tik geeft tegen de buitenkant van korf of kast, laten de bijen een langgerekte, klaaglijke toon horen, het huilen der bijen. [N 63, 61a;]
II-6
|
18973 |
onschuldig |
onnozel:
onnuuzel (L210p Venray),
ònnuuëzel (L210p Venray)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18861 |
onstuimig |
gauw kwaad:
gow kwaod (L210p Venray),
gift:
gif (L210p Venray),
kral:
kral (L210p Venray)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25175 |
onstuimige lucht |
nutte lucht:
nut lelijk, kwalijk, zie Venlo Wb. 316
nutte loch (L210p Venray),
regenlucht:
raegenlòcht (L210p Venray),
schuwe lucht:
(zijwoordelijke uitdrukking).
schòw lòcht (L210p Venray),
wilde lucht:
wilde loch (L210p Venray),
zware lucht:
zwaore lòcht (L210p Venray)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || onheilspellende lucht || onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)] || regenlucht
III-4-4
|
21901 |
ontberen |
armoede hebben:
ermoe-j hebbe (L210p Venray)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
koffie, de -:
koffie (L210p Venray),
morgenkoffie, de -:
merge-koffie (L210p Venray)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 8 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
paeperkoēk (L210p Venray),
Das paeperko‰k: uitroep wanneer een bouwsel en o.a. stenen van te zachte kwaliteit zijn r iengaon as paeperko‰k: gretig aftrek vinden
paeperkoēk (L210p Venray)
|
ontbijtkoek || peperkoek
III-2-3
|
17706 |
ontlasting hebben |
poepen:
poepe (L210p Venray)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
òntstaeking (L210p Venray)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
beure (L210p Venray)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|