19728 |
schrijftafel, bureau |
schrijftafel:
schriēftoffel (L210p Venray)
|
bureau
III-2-1
|
21768 |
schrijven |
opschrijven:
iets òp schrīēve (L210p Venray)
|
Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24373 |
schrijvertje |
schrijvertje:
schriēverke (L210p Venray),
schrīēverke (L210p Venray)
|
schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] || watertorretje
III-4-2
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
sxǫu̯ (L210p Venray),
schuchtig:
schuchtig (L210p Venray)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22449 |
schrikkeldag |
schrikkeldag:
schrikkeldag (L210p Venray)
|
29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schrikkeljoar (L210p Venray)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
schrikke (L210p Venray, ...
L210p Venray),
verschieten:
verschiete (L210p Venray),
verschīēte (L210p Venray),
verschrikken:
verschrikke (L210p Venray)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
schrobben:
schrobben (L210p Venray),
schroebə (L210p Venray)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
25705 |
schroden |
breken:
breken (L210p Venray)
|
Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.]
II-2
|
27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
sxrūf˱drǭt (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] || De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.]
II-11, II-12
|