21352 |
spreken, praten |
praten:
praote (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
proate (L210p Venray, ...
L210p Venray),
pròte (L210p Venray),
spreken:
sprêke (L210p Venray)
|
praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
spenkelen:
spenkelle (L210p Venray)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
zegen met vontwater:
zaegen mit fintwater (L210p Venray)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhaan (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
sprinkhannek:
sprinkhánnek (L210p Venray)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sproetels (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
rape (L210p Venray),
sprokkelen:
sprokkele (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21545 |
sprookje |
kinderpraatje:
kienderprötje (L210p Venray),
sprookje:
spreukske (L210p Venray)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21007 |
spruiten |
spruitjes:
sprutjes (L210p Venray)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
ringen:
Veldeke 1979 nr 1
rengen (L210p Venray),
uitschieten:
WLD
uutschīēte (L210p Venray)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
spruut (L210p Venray, ...
L210p Venray),
sprŭŭte (L210p Venray)
|
spruit || spruiten [SGV (1914)] || spruitkool
I-7
|