20476 |
tak van een geslacht |
familie:
familie (L210p Venray),
tak:
de tak (L210p Venray)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kruin:
Veldeke 1979, nr. 1
kruun (L210p Venray),
tak (mv.):
tek (L210p Venray)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
uitschieten:
Veldeke 1979 nr 1
uutschiēte (L210p Venray),
uitslaan:
Veldeke 1979 nr 1
uutsloan (L210p Venray)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24252 |
taling |
talingeendje:
taalingéntje (L210p Venray),
talingēndjes (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] || wintertaling
III-4-1
|
33690 |
talud |
graaf:
grāf (L210p Venray)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
(= pietje). Note/opm. v.d. invuller: Hier wordt de hoofdluis, pietje genoemd; mogelijk dat dit komt doordat vogels en dus ook kanaries nogal eens luizen hebben.
kenarie (L210p Venray),
Net zó láng ko‰tele, wies ge van \'n paerd nog enne kenarie aover het: steeds maar ruilen, maar er ook steeds bij inschieten
kenarie (L210p Venray),
kanariepietje:
kenariepietje (L210p Venray),
Zo wordt het ook wel genoemd.
kenariepietje (L210p Venray),
pietje:
pietje (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] || kanarie || kanarievogel
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tand (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
tánt (L210p Venray)
|
tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tand (L210p Venray)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
Vgl. SGV-enquête (L 210), blz. 37: tanden (mv.), taand [ev. = mv.]
poets ik mien tând (L210p Venray)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandenborstel:
tândeborstel (L210p Venray)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|