21133 |
uitwijken |
aan de kant gaan:
an de kant gaon (L210p Venray)
|
met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30051 |
uitzetplanken |
bouwplanken:
bǫwplē̜ǝŋk (L210p Venray)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|
21387 |
unster |
ponder:
punder (L210p Venray)
|
unster (balans) [SGV (1914)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (L210p Venray)
|
urine [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse (L210p Venray)
|
urineren [N 10c (1995)]
III-1-1
|
22465 |
vaandel |
vaan:
vaan (L210p Venray),
vaandel:
vaandel (L210p Venray),
vendel (L210p Venray)
|
1. Vaandel. || De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
vaandeldrager:
vaandeldreeger (L210p Venray),
vendeldrager (L210p Venray)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
maal:
māl (L210p Venray),
mǭl (L210p Venray),
rindje:
rentjǝ (L210p Venray),
vaars:
vārs (L210p Venray),
vɛrs (L210p Venray)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schoteldoek:
sxotəlduk (L210p Venray),
schotelslet:
Och dat schòttelslet, da mikt zó mennig ki‰ndje net:Voordat de kinderen naar school gingen, werd dikwijls nog even met een \"vaatdoek\"door het gezicht gewreven, om het ergste vuil eraf te vegen
schòttelslet (L210p Venray)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
dǝ nǫlt vē̜mǝ (L210p Venray),
ǝn nǫlt vɛ̄mǝ (L210p Venray)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|