23511 |
weekdienst |
weekdienst:
weekdienst (L210p Venray)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21279 |
weelde |
weeld:
wèld (L210p Venray)
|
weelde [SGV (1914)]
III-3-1
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
kroenekranenzomer:
kroene-kranenzomer (L210p Venray),
krunəkránəzomər (L210p Venray),
nazomerweer
kroeënekranezòmmer (L210p Venray),
kwakkelweer:
kwakkelweer (L210p Venray),
oudewijvenzomer:
əldəwi:və zomər (L210p Venray),
wintersweer:
winterweer
winterswaer (L210p Venray)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || wintersweer || zomerse nadagen, nazomer
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
balsturig:
balstureg (L210p Venray),
stens:
cf.Schuermans, pag. 677, s.v. stensen: dwingen, pruilen: Stenskop, pruiler, en een die nooit wil zooals anderen.
stens (L210p Venray)
|
weerbarstig || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
werlichte (L210p Venray),
wèrlichte (L210p Venray, ...
L210p Venray),
wérlichte (L210p Venray, ...
L210p Venray),
⁄t werlicht (L210p Venray),
⁄t wèrlicht (L210p Venray),
⁄t wérlicht (L210p Venray)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || bliksemen, weerlichten
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
werlicht (L210p Venray, ...
L210p Venray),
wɛ:rlixt (L210p Venray),
(wolk tot wolk)
werlicht (L210p Venray)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
weir (L210p Venray),
wêr (L210p Venray),
met een lengteteken
wär (L210p Venray),
ps. boven de ê staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken.
wêr (L210p Venray)
|
weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
wreed in de muil:
vrīǝt en dǝ mul (L210p Venray)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
23335 |
weerwolf |
weerwolf:
wèrwolf (L210p Venray)
|
weerwolf [SGV (1914)]
III-3-3
|
20436 |
wees |
wees:
wees (L210p Venray),
wieës (L210p Venray)
|
wees [SGV (1914)]
III-2-2
|