26141 |
borst |
borst:
borst (L210p Venray)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31]
II-3
|
19497 |
borstel |
borstel:
baors(t)el (L210p Venray),
bors(t)el (L210p Venray),
borsel (L210p Venray),
bŏarsel (L210p Venray),
kwast:
kwâst (L210p Venray),
tuitenborstel:
tuitəborssel (L210p Venray),
wasser:
wesser (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] || soort borstel om de gootsteen schoon te maken, bestaande uit een bijeen gebonden bosje berkentakjes
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
varkenshaar:
vèrkenshèùr (L210p Venray)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30171 |
borstelwerk |
bessemwerk:
bɛsǝmwē̜rǝk (L210p Venray)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
17631 |
borsten |
tieten:
tiete (L210p Venray),
voorkomen:
t vurkòmme (L210p Venray)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
baorst (L210p Venray),
boarst (L210p Venray),
bōrs (L210p Venray)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borstrok (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
+/- 1945
borstrok (L210p Venray),
hemdrok:
himdrok (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
+/- 1925
hemdrok (L210p Venray),
gemaakt van flanelm molton of wol
himdrok (L210p Venray),
vroeger gemaakt van flanel en nu meer interlock of jaegerwol
himdrok (L210p Venray)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)] || Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
borstrok (L210p Venray, ...
L210p Venray),
gemaakt van flanel of jaegerwol
borstrok (L210p Venray),
hemdrok:
himdrok (L210p Venray, ...
L210p Venray),
gemaakt van flanel
himrok (L210p Venray),
kerelsborstrok:
gemaakt van flanel
kels borstrok (L210p Venray)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
borstrok:
borstrok (L210p Venray),
vrollie [borstrok} (L210p Venray),
gemaakt van gebreide wol, flanel of keper
borstrok (L210p Venray),
flanelletje:
WNT: flanel, ontl. aan fr. flanelle uit eng. flannel. 1) Als stofnaam [...]; - 2) Als voorwerpsnaam. Kleedingstuk van de onder 1) genoemde stof, bestemd om op het bloote lichaam te worden gedragen. Een flanel wordt gewoonlijk over de geheele lengte met knoopen gesloten en heeft geen of korte mouwen.
flanelleke (L210p Venray),
hemdrok:
himdrok (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] || Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
neusdoekenspeld:
nuzzekespeld (L210p Venray)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|