| 19678 |
achterdeur |
achteruitgang:
aachteruutgáng (L210p Venray)
|
achterdeur
III-2-1
|
| 19021 |
achterdocht |
achterdocht:
achterdocht (L210p Venray)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 18854 |
achterdochtig |
achterbaks:
achterbâks (L210p Venray)
|
een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 33789 |
achterhand van het paard |
achterhand:
axtǝrhānt (L210p Venray)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
| 33802 |
achterknie |
hesen:
hęsǝ (L210p Venray),
schijthak:
sxithak (L210p Venray)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
| 17651 |
achterste |
achterste:
èchterste (L210p Venray),
kont:
koont (L210p Venray)
|
[N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 19445 |
achteruit |
plaats:
pláts (L210p Venray),
terug-op:
tryx˱ ǫp (L210p Venray)
|
erf achter het huis || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10, III-2-1
|
| 17951 |
achteruitgaan |
inpakken:
ienpakke (L210p Venray),
terug uitgaan:
trug uut gaon (L210p Venray)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 33854 |
achteruittrappen |
houwen:
hǫu̯ǝ (L210p Venray),
slaan:
slǭn (L210p Venray)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
| 34584 |
achterwand |
bred:
brɛt (L210p Venray),
klep:
klɛp (L210p Venray)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|