31697 |
aaks |
aaks:
áks (L244a Veulen),
bijl:
bil (L244a Veulen)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
20794 |
aanbranden |
aanbranden:
van bijvoorbeeld vlees
ánbrânde (L244a Veulen)
|
aanbranden
III-2-3
|
19975 |
aanhitsen |
aanhissen:
ánhisse (L244a Veulen, ...
L244a Veulen),
hissen:
hisse (L244a Veulen, ...
L244a Veulen)
|
ophitsen ve hond
III-2-1
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
ennen ánrecht bestöt uut \'n ánrechtblad, ennen ánrechtstieën en ennen ánrechtkâst
ánraech(t) (L244a Veulen)
|
aanrecht
III-2-1
|
18887 |
aanstaan |
bevallen:
bevalle (L244a Veulen)
|
bevallen, naar de zin zijn
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ánstīrǝ (L244a Veulen)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
aanvangen:
ánvánge (L244a Veulen),
beginnen:
beginne (L244a Veulen)
|
aanvangen, beginnen || beginnen
III-1-4
|
32560 |
aardappelmand |
aardappelmandje:
ē̜rpǝlǝmɛntjǝ (L244a Veulen)
|
Uit grauwe wissen vervaardigde mand met twee oren, waarin aardappels bewaard of vervoerd worden. Zie ook het lemma ɛaardappelmandɛ in wld I.5, pag. 41. Het materiaal dat in dit lemma is opgenomen, vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 38; N 40, 94; N 40, 95; N 40, 96; N 40, 97; N 40, 110; N 40, 111; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
20779 |
aardappelpannenkoek |
rijfkoek:
riēfkoēk (L244a Veulen)
|
aardappelkoek
III-2-3
|
20899 |
aardappels schillen |
schillen:
aerpel schelle (L244a Veulen)
|
het schillen van aardappelen
III-2-3
|