19383 |
leunstoel |
grote stoel:
groeëtestoēl (L244a Veulen),
zorg:
zörg (L244a Veulen)
|
leunstoel || stoel met armleuning behorend bij een meublement
III-2-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
Mit n schiëf laeverwaorst kunde ennen hoond baeter faeste as mit moj weurd
laeverwaorst (L244a Veulen)
|
leverworst
III-2-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kommerlijk:
kummelek (L244a Veulen),
spinnorrig:
cf. WNT IX, kol. 2169 s.v. "norrig". Zie "norsch"(zeer onvrienlijk, een slecht humeur toonenende ....)
spinnörig (L244a Veulen)
|
korzelig, kregelig, kort aangebonden || korzelig, lastig, kribbig, lichtgeraakt
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
knoefelen:
knoēvele (L244a Veulen),
kozen:
koeëze (L244a Veulen)
|
knuffelen || kozen, vleien, strelen
III-1-4
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
steenkkieës (L244a Veulen, ...
L244a Veulen)
|
Limburgse kaas || stinkkaas
III-2-3
|
20904 |
limonade |
aanmaak:
ánmāk (L244a Veulen),
grenadine:
grinnedien (L244a Veulen),
kookwater:
käökwater (L244a Veulen),
kwast:
Dén kwâst ment, dat hij mit enne kwâst, gesopt ien wat kwâst, dén kwâst ien de kâst kan wegwaerkt: Die kwibus meent, dat hij met een kwast, gedoopt in wat aanmaaklimonade, die noest in de kast kan wegwerken Kwâst = dan ook drank kwâst = dan ook kwibus/ aansteller kwâst = dan ook borstel kwâst = dan ook noest
kwâst (L244a Veulen)
|
drank uit siroop, aangelengd met water || grenadine || limonade met koolzuur || limonadesiroop
III-2-3
|
19753 |
linnenkast |
lijnenkast:
lienekâs(t) (L244a Veulen)
|
linnenkast
III-2-1
|
31436 |
lintzaagmachine |
lintzaag:
lint˲zāx (L244a Veulen)
|
Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. [N 50, 69; N 53, 16; monogr.]
II-12
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̜̄kǝ (L244a Veulen),
toeten:
tūtǝ (L244a Veulen)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
31224 |
lood |
lood:
lūǝt (L244a Veulen)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|