| 34381 |
schaap |
schaap:
sxǭp (L244a Veulen)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
| 22313 |
schaatsen |
schrikschoen rijden:
puntje onder de e van rej
sgrìksgŭwən rejə (P196p Veulen)
|
Schaatsenrijden. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
| 19129 |
schande |
schande:
sgan (P196p Veulen)
|
Een schande. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
| 34115 |
schede van de koe |
lijf:
līf (L244a Veulen),
vazel:
vazǝl (L244a Veulen)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|
| 32251 |
scheluw |
winds:
wins (L244a Veulen)
|
Gezegd van een plank of duig die scheef is doordat deze gekliefd is uit gedraaid hout. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N E, 3; monogr.]
II-12
|
| 20510 |
schenkel |
schenkel:
schaenkel (L244a Veulen)
|
schenkel
III-2-3
|
| 19564 |
schenkkan |
karaf:
keráf (L244a Veulen)
|
karaf
III-2-1
|
| 17829 |
scheppen |
scheppen:
skepə (P196p Veulen)
|
scheppen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 25017 |
scherf |
scherf:
skɛrəf (P196p Veulen)
|
scherf [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
| 27015 |
scherp zetten |
scherp zetten:
sxɛ̄rǝp ˲ze̜tǝ (L244a Veulen)
|
Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.]
II-11
|