e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuin hofje: Daank is \'n bluumke dat ien wennig höfkes bläöjt: dank is bij mensen soms ver te zoeken De eppelkes die de rieke mit mekaar schelle, zien d\'n duksten tied gejat uut de höfkes van de aerme: de armen zijn dikwijls de dupe van meningsverschillen van de rijken  höfke (Veulen) bloementuintje III-2-1
tuinhuisje lommerhuisje: lūmərhøͅskə (Veulen), zomerhuisje: zoͅmərhøͅskə (Veulen) zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
tuinkervel kelver: kelver (Veulen) kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuit tuit: An \'n koffietäöt zit ennen teut  teut (Veulen) tuit(je) van de koffiekan III-2-1
tweede luiden voor de mis luiden: trūməløjə (Veulen), tampen: tāmpə (Veulen) Kleppen (de 2 maal luiden voor de H. mis). [ZND B2 (1940sq)] III-3-3
tweeling kweeling: koͅgəliŋ (Veulen) tweeling [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
ui, ajuin djaan: djoͅu̯ən (Veulen) een ajuin [ZND B2 (1940sq)] I-7
uienpannenkoek lokekoek: loeëkekoēk (Veulen, ... ) uienpannekoek || uienpannenkoek III-2-3
uiensoep lokensoep: loeëkesoep (Veulen) uiensoep III-2-3
uier koesuier: kuwsiǝr (Veulen), uier: ui̯ǝr (Veulen) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11