| 20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boxmeerse boterham:
bòksmérsen bòttrám (L244a Veulen)
|
twee gesneden witbrood met één snee roggebrood er tussen en beleg
III-2-3
|
| 20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
bòttrámmewaorst (L244a Veulen)
|
boterhamworst
III-2-3
|
| 32556 |
boterkorf |
botterkorf:
botǝrkø̜rf (L244a Veulen)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
| 20553 |
boterkussentje |
boterbabbeltje:
bòtterbebbelke (L244a Veulen)
|
boterbabbelaar
III-2-3
|
| 19549 |
boterpot |
boterpotje:
bòtterpötje (L244a Veulen)
|
boterpotje
III-2-1
|
| 19517 |
botervlootje |
boterschotel:
bòtterschòttel (L244a Veulen),
botervloot:
bòttervloeët (L244a Veulen)
|
botervloot
III-2-1
|
| 32948 |
botteriken |
haletten:
halętǝ (P196p Veulen)
|
Dit lemma geeft aanvullende informatie bij het lemma botterkken in wld I.3: "de ladderachtige constructie die voor en achter op de hoogkar wordt geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten". Dit lemma bevat alleen maar meervouden. [JG 2b]
I-13
|
| 33644 |
bouwland |
veld:
vęlt (P196p Veulen)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 19682 |
bouwval |
barak:
brak (L244a Veulen),
Ennen âlde brák is niks werd
brák (L244a Veulen),
braad:
Dat is mij daor ennen âlden braoj
braoj (L244a Veulen),
gebraak:
Dat is mij daor \'n gebraak
gebraak (L244a Veulen),
krak:
krák (L244a Veulen),
schabraak:
Dat is \'n echt schábbraak
schábbraak (L244a Veulen)
|
bouwval || bouwval, bouwvallig huis || oud, bouwvallig gebouw
III-2-1
|
| 30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǫwvǝlīx (P196p Veulen)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|