| 19684 |
deur |
plank:
Smiet die plaank ien \'t gat:maak de deur dicht plank. Daor is de waereld mit plaenk toewgenaegeld: Dat is een armzalig gehucht
plaank (L244a Veulen)
|
deur
III-2-1
|
| 19792 |
deurklopper |
deurklopper:
voorloper van de bel
deurklöpper (L244a Veulen),
klopper:
klöpper (L244a Veulen, ...
L244a Veulen)
|
klopper op de deur || klopwerktuig
III-2-1
|
| 19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
kleenk (L244a Veulen)
|
klink
III-2-1
|
| 19807 |
dienblad |
theeblad:
thieëblad (L244a Veulen)
|
presenteerblad bij het theedrinken
III-2-1
|
| 17676 |
dij |
bats:
batsə (P196p Veulen)
|
dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
| 20916 |
dille |
venneke:
éénjarige schermbloemkruid gebruikt bij het inmaken van augurken en komkommers
vinneke (L244a Veulen)
|
dille
III-2-3
|
| 31706 |
dissel |
dijsemboom:
dęi̯zǝbau̯m (P196p Veulen)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
| 24862 |
dolle kervel |
dolle kelver:
dǫlǝ kęlǝvǝr (P196p Veulen)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
| 18983 |
dom |
stom:
stòm (L244a Veulen)
|
dom
III-1-4
|
| 18799 |
domme man |
klotskop:
klotskop (L244a Veulen),
uilskuiken:
uulskuk (L244a Veulen)
|
stom iemand, grote stommerik || uilskuiken, dommerik
III-1-4
|