| 20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
giəhoŋər (L244a Veulen),
goͅu̯huŋər (P196p Veulen)
|
geeuwhonger || geeuwhonger (ziekelijke honger) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
| 33705 |
gegraven waterloop |
gracht:
grāx (P196p Veulen)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
| 20692 |
gehakt |
met:
met (L244a Veulen)
|
gehakt varkensvlees
III-2-3
|
| 27539 |
geit |
geit:
gēi̯t (P196p Veulen),
gē̜t (L244a Veulen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
| 21274 |
geld |
geld:
geͅlt (P196p Veulen, ...
P196p Veulen)
|
geld [ZND 14 (1926)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
| 19099 |
geluk |
geluk:
gələk (P196p Veulen)
|
een geluk [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
| 22441 |
gemaskerd persoon |
mom:
mūm (P196p Veulen)
|
Een gemaskerd persoon. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
| 18945 |
gemeen |
gemeen:
gemaen (L244a Veulen),
gəmēn (P196p Veulen)
|
gemeen [ZND A2 (1940sq)] || gemeen, laag, slecht
III-1-4
|
| 18958 |
gemene vrouw |
loeder:
mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet.
lōēter (L244a Veulen)
|
kwade vrouw
III-1-4
|
| 18165 |
genezen |
genezen:
gəniəzə (P196p Veulen)
|
genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|