| 18986 |
haast hebben |
zijn eigen haasten:
zien aege hoste (L244a Veulen),
zijn eigen spoeden:
zien aege spoeje (L244a Veulen)
|
spoeden, haasten || zich haasten, zich spoeden
III-1-4
|
| 18994 |
haastig |
haastig:
hósteg (L244a Veulen)
|
haastig, overijld
III-1-4
|
| 18180 |
hak van een schoen |
vers:
vaəs (P196p Veulen)
|
hak (van de schoen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
| 19692 |
hakmes |
heep:
Dén/die is mit de hieëp gemákt: die persoon is foeilelijk Zò bòt as \'n hieëp: zeer bot zijnde Ok d\'n diksten aekenboeëm velt dur \'n hieëp: grote zaken worden ook volbracht met kleine middelen
hieëp (L244a Veulen)
|
hakmes
III-2-1
|
| 20820 |
ham, hesp |
hesp:
achterste
heͅi̯ps (P196p Veulen),
schink:
scheenk (L244a Veulen),
As ennen bo‰r t spek òp hit, göt hij án de schaenk: Het beste voor het laatst bewaren "Iederieën ziene smaak"zaej Hendrikske en toe sneejde hij zien aege t mager uut de schaenk
schaenk (L244a Veulen),
schouder:
voorste
sxoͅu̯ər (P196p Veulen)
|
ham || hesp (onderscheid tussen voorste en achterste) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
| 17659 |
hand |
hand:
ha.nt (P196p Veulen)
|
een hand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
| 31934 |
handboor, fretboor |
schroefboor:
sxrūf˱bōr (L244a Veulen)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
| 19691 |
handdoek |
handdoek:
hânddoēk (L244a Veulen)
|
handdoek
III-2-1
|
| 27222 |
handlanger |
dien(d)er:
dīndǝr (P196p Veulen),
opperman:
upǝrman (L244a Veulen)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
| 29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (L244a Veulen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|