e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lat lat: lat (Veulen  [(meervoud: latǝr)]  ) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
ledikant bed: Ien bed zitte: ziek zijn Ovver alles wat ien bed wert gezeed, mòt \'n lake werre geleed: Wat in het echtelijk bed wordt besproken moet geheim blijven Van \'t bed òp \'t ströj rake: Van de ene moeilijkheid in de andere raken  bed (Veulen), ledikant: liddekânt (Veulen) ledikant III-2-1
leeftijd, ouderdom ouderdom: adərdom (Veulen) ouderdom; op zijn - [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
leegloper leegloper: leegluuëper (Veulen) leegloper III-1-4
lege eerste koe weischot: węi̯sxǫt (Veulen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: legə (Veulen) leggen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
lekkerbek spader: Aete as enne spaajer: zeer veel eten  spaajer (Veulen) goede eter III-2-3
lemmer het scherp: Schi‰te met schaerp  schaerp (Veulen), lemmet: limmet (Veulen) scherp van een mes || zijvlak van een mes, bijl III-2-1
lenen lenen: lɛ̄jnə (Veulen) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
lepe, doortrapte kerel lepe kerel: lieëpe kél (Veulen) lepe, sluwe kerel III-1-4