e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nemen, pakken pakken: pake (Veulen) pakken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
neus neus: nówəs (Veulen) een neus [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
nier nier: ni.jər (Veulen) een nier [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
niet haaks schiks: sxeks (Veulen) Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.] II-12
niet helder van geest halfwijs: halfwies (Veulen) niet goed snik III-1-4
nietsnut laplander: láplender (Veulen), lapzwans: lápswâns (Veulen), strontkerel: stroontkél (Veulen), vuilerd: voelerd (Veulen) nietsnut || nietsnut, luilak || nietsnutter, onbehouwen vent || vent van niks, zonder inhoud III-1-4
nieuwsgierig nieuwsgierig: nijschiereg (Veulen), vraagachtig: vraogechteg (Veulen) nieuwsgierig III-1-4
nieuwsgierigaard nieuwsgierige aap: nijsgieregenaap (Veulen) nieuwsgierig persoon III-1-4
nijdnagel ijwortel: ēͅjəwoͅtəl (Veulen) nijdnagel (bijwas aan de vingernagel) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
nijptang knijptang: kniptáŋ (Veulen), pitstang: pitstaŋ (Veulen) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11