e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peuk sigarettenstompje: segrettestumpke (Veulen) sigarettenstompje III-2-3
peul, dop van erwt erwtenbast: ɛrtənba͂st (Veulen) erwtenschil III-2-3
peulen, doppen (ww.) peulen: poͅu̯ələ (Veulen) [ZND B2 (1940sq)] I-7
peulvruchten afhalen bonen ranken: boeëne renge (Veulen), bonen vamen: boeëne vaeme (Veulen), ranken: renge (Veulen), vamen: vaeme (Veulen) bonen ontdoen van de draad || bonen ontdoen van randdraden, ranken || bonen van de draad ontdoen III-2-3
peulvruchten doppen doppen: As de erte gón doppe wert t tied um te döppe  döppe (Veulen), peulen: poͅu̯ələ (Veulen) doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)] || het uitdoen(doppen) van erwten of ander peulvruchten III-2-3
pezerik pezerik: pēzǝrek (Veulen), zagenwetter: zagenwetter (Veulen) De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] II-12
pijp doorroker: pijp met een geglazuurde kop waarop langzaam door verwarming, een figuur of spreuk zichtbaar wordt  durroeëker (Veulen), neuswarmer: neuswaermer (Veulen), pijp: Smokte gaer n pi‰p Dén lummel kriegt nog n zwaor pi‰pte roeëke De laeste pi‰p gesmókt hebbe: doodgaan Ik zie vandaag gén pi‰p tebák werd: ik ben vandaag helemaal niet fit Nòw göt mij de pi‰p uut: Nu snap ik er niets meer van Zien pi‰p in de tés halde: zn beurt afwachten en dan zn kans grijpen  piēp (Veulen), tabakspijp: tebákspiēp (Veulen) doorroker || pijp || pijp met gebogen korte steel || tabakspijp III-2-3
pijpenrek pijpenrekje: piēperékske (Veulen, ... ) pijpenrekje || wandplankje waarin pijpen kunnen hangen III-2-1
pijpensteel pijpensteel: Net zó vet as enne pi‰pesteel zien: mager zijn  piēpesteel (Veulen) pijpesteel III-2-3
pil pil: pil (Veulen) pil [ZND A1 (1940sq)] III-1-2