e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plicht plicht: pliX (Veulen) een plicht [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
ploeglijn ploeglijn: [ploeg]lęi̯n (Veulen) Het meestal dubbele koord waarmee het paard bestuurd wordt bij het ploegen, eggen, rollen e.d. De ploeglijn is doorgaans langer dan de lijn waarmee men een paard bestuurt, dat voor de kar of wagen gespannen is. Voor het ''ploeg''-gedeelte van varianten zie men het lemma ''ploeg''. Van de term kordeel, die ook toepasselijk is op de vaak enkele kar-lijn, zijn de varianten te vinden in I.4, waar o.a. het paardetuig aan de orde komt. [JG 1b; JG 2c add.; L 30, 10a; N 11A, 141a; N 13, 34; S 21 add.; div.; monogr.] I-2
plukken plukken: pləkə (Veulen) plukken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
po, nachtspiegel pispot: Heb ik met de pispot gerámmeld: gezegde wanneer een buitenstaande/kind meent iets te moeten opmerken, zonder dat het gevraagd wordt In de pispot gewâsse en ien de schow gedruuëgd: gezegde voor gore was  pispot (Veulen), troon: òp de troeën zitte: gezegde voor kinderen die op een po zitten  troeën (Veulen) nachtspiegel || po, nachtspiegel III-2-1
poetsen, schoonmaken afdoen: áfdoēn (Veulen), doen: doēn (Veulen), Ik mòt de keuke nog do‰n, már uurst doej ik schöttelwâsse: ik moet de keuken nog doen, maar eerst ga ik de vaat wassen  doēn (Veulen), schoonmaken: schónmake (Veulen), skoͅu̯n moͅkə (Veulen), ik goj miene fiets schónmake  schónmake (Veulen) poetsen || reinigen || schoonmaken || schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)] || zuiveren III-2-1
poetsmiddel poetspommade: poetsplemaat (Veulen) koperpoets III-2-1
poken poken: poeëke (Veulen), porken: Mit \'t raokeli‰zer ien de káchel poerke  poerke (Veulen), rakelen: raokele (Veulen, ... ) poken || rakelen III-2-1
pomphuis pompenbuis: pōmpǝbȳs (Veulen) Het cilindervormige pomplichaam waarin de pompzuiger verticaal op en neer beweegt. Het pomphuis wordt aan de bovenzijde afgesloten met een deksel. De taps toelopende onderzijde ervan bevat het pompslot dat verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 236a. Volgens de invuller uit L 423 werd het pomphuis uit rood koper vervaardigd. Zie voor het woordtype pompenstevel (Q 95) ook het Maastrichts woordenboek, s.v. ɛpómpestievelɛ: "bovenste deel van een pomp, waaraan de benedenbuis is bevestigd."' [N 64, 133e; N 66, 49e; monogr.] II-11
pompzwengel pompenzwengel: pōmpǝzweŋǝl (Veulen) Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.] II-11
pook kachelhaakje: káchelhökske (Veulen), pook: poeëk (Veulen), rakelijzer: raokeliēzer (Veulen) kachelpook || kachelpookje || pook III-2-1