| 19088 |
plicht |
plicht:
pliX (P196p Veulen)
|
een plicht [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
| 32847 |
ploeglijn |
ploeglijn:
[ploeg]lęi̯n (P196p Veulen)
|
Het meestal dubbele koord waarmee het paard bestuurd wordt bij het ploegen, eggen, rollen e.d. De ploeglijn is doorgaans langer dan de lijn waarmee men een paard bestuurt, dat voor de kar of wagen gespannen is. Voor het ''ploeg''-gedeelte van varianten zie men het lemma ''ploeg''. Van de term kordeel, die ook toepasselijk is op de vaak enkele kar-lijn, zijn de varianten te vinden in I.4, waar o.a. het paardetuig aan de orde komt. [JG 1b; JG 2c add.; L 30, 10a; N 11A, 141a; N 13, 34; S 21 add.; div.; monogr.]
I-2
|
| 17831 |
plukken |
plukken:
pləkə (P196p Veulen)
|
plukken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 19609 |
po, nachtspiegel |
pispot:
Heb ik met de pispot gerámmeld: gezegde wanneer een buitenstaande/kind meent iets te moeten opmerken, zonder dat het gevraagd wordt In de pispot gewâsse en ien de schow gedruuëgd: gezegde voor gore was
pispot (L244a Veulen),
troon:
òp de troeën zitte: gezegde voor kinderen die op een po zitten
troeën (L244a Veulen)
|
nachtspiegel || po, nachtspiegel
III-2-1
|
| 19425 |
poetsen, schoonmaken |
afdoen:
áfdoēn (L244a Veulen),
doen:
doēn (L244a Veulen),
Ik mòt de keuke nog do‰n, már uurst doej ik schöttelwâsse: ik moet de keuken nog doen, maar eerst ga ik de vaat wassen
doēn (L244a Veulen),
schoonmaken:
schónmake (L244a Veulen),
skoͅu̯n moͅkə (P196p Veulen),
ik goj miene fiets schónmake
schónmake (L244a Veulen)
|
poetsen || reinigen || schoonmaken || schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)] || zuiveren
III-2-1
|
| 19468 |
poetsmiddel |
poetspommade:
poetsplemaat (L244a Veulen)
|
koperpoets
III-2-1
|
| 19418 |
poken |
poken:
poeëke (L244a Veulen),
porken:
Mit \'t raokeli‰zer ien de káchel poerke
poerke (L244a Veulen),
rakelen:
raokele (L244a Veulen, ...
L244a Veulen)
|
poken || rakelen
III-2-1
|
| 31634 |
pomphuis |
pompenbuis:
pōmpǝbȳs (L244a Veulen)
|
Het cilindervormige pomplichaam waarin de pompzuiger verticaal op en neer beweegt. Het pomphuis wordt aan de bovenzijde afgesloten met een deksel. De taps toelopende onderzijde ervan bevat het pompslot dat verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 236a. Volgens de invuller uit L 423 werd het pomphuis uit rood koper vervaardigd. Zie voor het woordtype pompenstevel (Q 95) ook het Maastrichts woordenboek, s.v. ɛpómpestievelɛ: "bovenste deel van een pomp, waaraan de benedenbuis is bevestigd."' [N 64, 133e; N 66, 49e; monogr.]
II-11
|
| 31639 |
pompzwengel |
pompenzwengel:
pōmpǝzweŋǝl (L244a Veulen)
|
Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.]
II-11
|
| 19474 |
pook |
kachelhaakje:
káchelhökske (L244a Veulen),
pook:
poeëk (L244a Veulen),
rakelijzer:
raokeliēzer (L244a Veulen)
|
kachelpook || kachelpookje || pook
III-2-1
|