e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lauw weer lauw (weer): louw (Vijlen) warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken spektakel maken: sjpek-ta-ke-le make (Vijlen) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie ramment: ramment (Vijlen), spektakel: sjpek-ta-kel (Vijlen) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lebmaag lebmaag: lɛb˱māx (Vijlen), nirgelsmaag: nergǝlsmāx (Vijlen) De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d] I-11
leeftijd, ouderdom ouderdom: doe lups nog duuchtig vur dienge  owwerdom (Vijlen) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot doof: WLD  doof (Vijlen, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: laeg (Vijlen), leeg (Vijlen), lēēg (Vijlen), lĕeg (Vijlen), lèg (Vijlen) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper leegloper: lēggleuper (Vijlen), lêg-leu-per (Vijlen) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] || leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leerling schoolkind: sjoelkingk (Vijlen) de persoon [meestal een kind] dat onderwijs krijgt [leerder, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leerlooier looier: lȳr (Vijlen) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10