e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leest leest: lę̄s (Vijlen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: lie-e-f (Vijlen) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenbekje: leeuwe bekskes (Vijlen) Leeuwenbekje (antirrhinum majus). De onderste bladeren staan bijna altijd kruisgewijs, de bovenste verspreid. Grote (ruim 3 cm), verschillend gekleurde bloemen met korte, brede kelkbladeren. De bloemen staan in trossen aan de stengeltoppen (kalfssnuit, kn [N 92 (1982)] III-4-3
leggen leggen: legue (Vijlen) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legnest nest: nes (Vijlen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) kerkenlei(en): kirkeleij (Vijlen) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lelietje-van-dalen meibloem: mei bloome (Vijlen), meibloemetje: mei blumkes (Vijlen) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] III-4-3
lende lende: ling-nge (Vijlen) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar vroegjaar: vreug-joar (Vijlen), ⁄t vrugjaor (Vijlen) lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel schlaue, een - (< du.): schloawwe (Vijlen) zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4