e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
manen manen: mānǝ (Vijlen) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
mankeren mankeren: mankeere (Vijlen), schelen: sjêle (Vijlen) mankeren [SGV (1914)] || schelen, mankeren [SGV (1914)] III-1-2
mannelijk geslachtsorgaan gereedschap: Dikke buik.  gereedschap (Vijlen), geschier (<du.): Dikke buik.  geschier (Vijlen) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1
mannelijk kalf stier: štēr (Vijlen), stierkalf: štēr[kalf] (Vijlen) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk ree bok: bòk (Vijlen) Ree, mannetjesree [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijk schaap bok: bok (Vijlen), schaapsbok: šopsbōk (Vijlen), šǫpsbǫk (Vijlen), weer: węi̯ǝr (Vijlen) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif vogel: voe-e-gel (Vijlen) Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: wɛndǝrek (Vijlen), wɛndǝrex (Vijlen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke eend, woerd eendvogel: entvogel (fr. or) (Vijlen), wenderik: wenderig (Vijlen), wenderik pielle piele (Vijlen) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
mannelijke gans ganzenhaan: gǭzǝhān (Vijlen), haan: hān (Vijlen) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12