e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhelzen om de hals vallen: ŏŏm m`n hōs valle (Vijlen) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omhooggaan stijgen: sjtiege (Vijlen) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omtrek, omvang omtrek: umtrik (Vijlen) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
onbelangrijk weinig: winnig (Vijlen, ... ) niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbewolkt hemelsblauw: himmels blauw (Vijlen) wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
onderdeur onderdeur: ondǝrdø̜̄r (Vijlen) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondereinde van de stam eind: WLD  eet eng (Vijlen) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
onderhands onderhands: ŏŏng-nger-hendsj (Vijlen) onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1
onderhemd hemd: ee sjoon hemme (Vijlen), hem-me (Vijlen) hemd [SGV (1914)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3
onderkussen, peluw hoofdpeluw: hø&#x0304pəl (Vijlen) peluw [SGV (1914)] III-2-1