20955 |
rot |
rot:
WLD
rotte (Q208p Vijlen),
vuil:
WLD
voele (Q208p Vijlen)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
WLD
rotte (Q208p Vijlen),
vuil:
WLD
voele (Q208p Vijlen)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
rotten:
WLD
rotte (Q208p Vijlen),
verschrompelen:
WLD
vershreupele (Q208p Vijlen),
vuilen:
WLD
voele (Q208p Vijlen)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rotten:
WLD
rotte (Q208p Vijlen),
verschreupelen:
WLD
vershreupele (Q208p Vijlen),
vuilen:
WLD
voele (Q208p Vijlen)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
royaal (Q208p Vijlen),
vlot:
flot (Q208p Vijlen)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
bottel:
bŏŏtel (Q208p Vijlen),
hagenbottel:
hagebŏŏtel (Q208p Vijlen),
rozenbottel:
roeze bottel (Q208p Vijlen)
|
rozenbottel [SGV (1914)] || rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20846 |
rozijn |
krent:
WLD
krint (Q208p Vijlen),
rozijn:
WLD
rozieng (Q208p Vijlen)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenmik:
krintemik (Q208p Vijlen)
|
wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen),
rùk (Q208p Vijlen)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21936 |
ruien |
moeten:
moetĕ (Q208p Vijlen)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|