| 19308 |
stiekem |
hinderrugs:
hingerruks (Q208p Vijlen)
|
achterbaks [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 20579 |
stiekem eten |
snuiten:
schnŭtse (Q208p Vijlen)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 34050 |
stier |
stier:
štēr (Q208p Vijlen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
| 19327 |
stijfkop |
stijfkop:
sjtiefkop (Q208p Vijlen)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 27438 |
stijl |
deurestijl:
dø̜̄rǝštil (Q208p Vijlen),
stijl:
štil (Q208p Vijlen)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|
| 25212 |
stille regen |
zouwelig weer:
zouwelig weer (Q208p Vijlen)
|
stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 17738 |
stinken |
stinken:
sjtiènke (Q208p Vijlen)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 24565 |
stinkende gouwe |
wratselenkruid:
vratsele kroet (Q208p Vijlen)
|
Stinkende gouwe (chelidonium majus 30 tot 90 cm grote, behaarde plant. De bladeren zijn diep ingesneden, soms bijna samengesteld, met grof gekartelde blaadjes, de onderkant is blauwgroen; de bloemen groeien in schermen, met 4 gele kroonbladeren en 2 spo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 31693 |
stobbe |
storkel:
šørkǝl (Q208p Vijlen)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
| 19708 |
stoel |
stoel:
štōl (Q208p Vijlen)
|
stoel [SGV (1914)]
III-2-1
|