| 34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q208p Vijlen),
ruizelen:
rȳzǝlǝ (Q208p Vijlen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
| 17824 |
vangen |
vangen:
vange (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
| 24518 |
varen (alg.) |
vaan:
vaan (Q208p Vijlen)
|
Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 34297 |
varken |
kuus:
kyš (Q208p Vijlen),
varken:
vɛrkǝ (Q208p Vijlen),
vɛrǝkǝ (Q208p Vijlen)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34301 |
varken met hangende oren |
duitsland varken:
døtšlant vɛrǝkǝ (Q208p Vijlen)
|
Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a]
I-12
|
| 34302 |
varken met staande oren |
york varken:
jø̜rk vɛrǝkǝ (Q208p Vijlen)
|
Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b]
I-12
|
| 34315 |
varken van vier tot acht weken |
speenvarkentje:
špēnvɛrkskǝ (Q208p Vijlen)
|
[N 76, 3b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
| 34363 |
varkens mesten |
masten:
gǝmāst (Q208p Vijlen)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
| 33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (Q208p Vijlen)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
| 33393 |
varkenstrog |
trog:
trǫu̯x (Q208p Vijlen)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|