| 21424 |
vlaams |
flmisch:
è van père
vlèmisj (Q208p Vijlen)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
| 24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkuf (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen),
toonloos
merkof (Q208p Vijlen)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 21394 |
vlag |
vaan:
vaan (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
| 25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlak (Q208p Vijlen)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 24914 |
vlaktex |
plat:
plat (Q208p Vijlen)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24457 |
vleermuis |
vlaarmuis:
vlaarmoes (Q208p Vijlen)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
| 20944 |
vlees |
vlees:
vleesch (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen),
vléisj (Q208p Vijlen)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
| 33114 |
vlegelknuppel, slaghout |
vlegel:
[vlegel] (Q208p Vijlen)
|
Het slaghout van de dorsvlegel is 50 à 60 cm lang en wat dikker dan het hout van de steel. Het is niet van het allerhardste hout gesneden, omdat het dan zou barsten bij het slaan op de grond; doorgaans is het van berkehout. Oorspronkelijk werd als benaming van dit "werkende deel" van het gereedschap de naam het geheel genomen, hier dus vlegel; we zagen dat ook bij de ''zeis'' (3.2.1) in aflevering I.3 en de ''zicht'' (4.3.1) in deze aflevering. Het regelmatig voorvoegsel ''vlegel(s)'' in ''vlegel(s)kop'' is niet in dit lemma opgenomen. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [vlegel] en [vleger] zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, b. [N 14, 3c; JG 1a, 1b; L39, 13a; monogr.; add. uit N 14, 3e en 4]
I-4
|
| 33113 |
vlegelstok |
steel:
štēl (Q208p Vijlen)
|
De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.]
I-4
|
| 34378 |
vleiwoord voor het varken |
kuusje:
kyškǝ (Q208p Vijlen)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|