| 23340 |
zonden |
zonden:
zung (Q208p Vijlen)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 20066 |
zonnebloem |
zonnebloem:
zonne bloom (Q208p Vijlen)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
| 20157 |
zoogbroeder; niet te gebruiken |
zoogbroer:
zoogbroor (Q208p Vijlen)
|
zoogbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20158 |
zoogzuster; niet te gebruiken |
zoogzuster:
zoogzuster (Q208p Vijlen)
|
zoogzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 28991 |
zoom |
zoom:
zōm (Q208p Vijlen)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
| 20189 |
zoon |
jong:
jong (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen,
Q208p Vijlen),
zoon:
zoon (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen,
Q208p Vijlen),
zōōn (Q208p Vijlen)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
| 20826 |
zout |
zout:
zaot (Q208p Vijlen),
zōt (Q208p Vijlen),
zōͅt (Q208p Vijlen)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
| 21072 |
zuigen |
zuigen:
zoege (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)]
III-2-3
|
| 21324 |
zuinig |
zuinig:
zu-nig (Q208p Vijlen)
|
zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 20518 |
zure haring |
zure haring:
zoere hering (Q208p Vijlen)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|