e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

Gevonden: 2749
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dameskous? hoos: Anna hos dae e paar neuj hose (Vijlen) Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)] III-1-3
damesmantel mantel: mantel (Vijlen), mantels (Vijlen) mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
dammen dammen: Karte 92.  dammen (Vijlen) Dame spielen. III-3-2
damp, stoom damp: damp (Vijlen), damp∂ (Vijlen), stoom: sjtoom (Vijlen), zwaam: sjwaam (Vijlen) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)] III-4-4
dampen paven: paave (Vijlen) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3
dar mannetje: mɛnǝkǝ (Vijlen) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
darm darm: dērm (Vijlen), dä:rm (Vijlen) darm [DC 02 (1932)] III-1-1
das, sjaal halsplag: hōsplak (Vijlen) das (doek) [SGV (1914)] III-1-3
dauw op vruchten dauw: WLD  doow (Vijlen) Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)] I-7
de avond luiden nacht luiden: t lōēwd naat (Vijlen) Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3