e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

Gevonden: 2749
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
desemen desemen: deseme (Vijlen) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugniet deugeniks: daugenieks (Vijlen), deugniet: duugneet (Vijlen) deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)] III-1-4
deur deur: dȳr (Vijlen), dø̜̄r (Vijlen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
diarree schijt: schìèt (Vijlen) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] III-1-2
diarree hebben de schijt hebben: dǝr šīt han (Vijlen) Te dunne ontlasting hebben, buikloop. [N 76, 51b; N 76, 51a] I-12
dief schelm: sjelm (Vijlen) dief [SGV (1914)] III-3-1
dienblad presenteerblad: prəsɛntērblat (Vijlen), theeblad: tēəblat (Vijlen) dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)] III-2-1
dienst dienst: deens (Vijlen) dienst [SGV (1914)] III-1-4
diep diep: dēp (Vijlen) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dier, beest dier: deer (Vijlen) dier [SGV (1914)] III-4-2