| 24318 |
graat |
graat:
graat (Q208p Vijlen)
|
graat [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 21177 |
gracht |
gracht:
grach (Q208p Vijlen)
|
gracht [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
| 20137 |
graf |
graf:
graaf (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || graf [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23481 |
grafkruis |
grafkruis:
graafkruuts (Q208p Vijlen)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23483 |
grafzerk |
grafsteen:
graafsjtee (Q208p Vijlen)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 21460 |
grap |
wits:
wiets (Q208p Vijlen),
wutz (Q208p Vijlen)
|
iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)] || ui (grap) [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19208 |
grappig |
witzig (du.):
wiet-tsig (Q208p Vijlen)
|
grappig [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 32848 |
gras |
gras:
grās (Q208p Vijlen)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
| 24158 |
grasmus |
bramentaats:
briejemetaatsj (Q208p Vijlen),
briemetaatsj (Q208p Vijlen)
|
Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
| 32852 |
grasspriet |
grasje:
grɛskǝ (Q208p Vijlen)
|
Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.]
I-3
|