22675 |
grote trom |
dikke trom:
diekke trom (Q208p Vijlen)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24857 |
grote weegbree |
grote weegbree:
groote weegbrij (Q208p Vijlen)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25234 |
grote wolk |
donderwolk:
donderwolk (Q208p Vijlen)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18872 |
gruwelijk |
abscheulich (du.):
absjuilig (Q208p Vijlen),
afgrijselijk:
afgreeselig (Q208p Vijlen)
|
gruwelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
19082 |
guit |
snaak:
sjnaak (Q208p Vijlen)
|
guit [SGV (1914)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
gölle (Q208p Vijlen)
|
gulden [SGV (1914)]
III-3-1
|
20495 |
gulzig |
pansig:
panchich (Q208p Vijlen)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gunne (Q208p Vijlen)
|
gunnen [SGV (1914)]
III-1-4
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
fris:
vrisch (Q208p Vijlen)
|
snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29733 |
haag |
haag:
hāx (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
Het hagebed met de daarop schuin en kruiselings opgestapelde vormelingen. Schuermans (Algemeen Vlaamsch Idioticon) merkt op pag. 169 over haag op: ø̄̄eene rij opeengestapelde ongebakken tichelstenen, die men alzoo verder laat droogen en, als het regent, met matten overdekt. Zoo zegt men: ɛde brikken of tichelsteenen staan in de hagenɛ(Limb.).ø̄̄' [N 98, 101; monogr.; L 26, 10] || Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.]
I-8, II-8
|