24173 |
huiszwaluw |
zwalber:
sjwelber (Q208p Vijlen)
|
huiszwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
huiveren:
huvere (Q208p Vijlen)
|
huiveren [SGV (1914)]
III-1-2
|
24572 |
hulst |
stachelder (pseudo-du.):
WLD
schtaggelder (Q208p Vijlen)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppele (Q208p Vijlen)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17959 |
hurken |
(zich) hukken:
høke (Q208p Vijlen)
|
hurken [SGV (1914)]
III-1-2
|
21333 |
huurpenning |
meepenning:
meej-penning (Q208p Vijlen)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
troow (Q208p Vijlen)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
20022 |
hyacint |
hyacint:
hiejasint (Q208p Vijlen)
|
Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hingerre (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
stuiten:
sjteute (Q208p Vijlen)
|
iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|