17817 |
lopen |
lopen:
loopə (Q080p Vliermaal),
lō.pǝ (Q080p Vliermaal)
|
de jongens lopen op stelten (stok met voetplankje) [ZND 07 (1924)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
18697 |
losse linnen halsboord |
bandje:
bēͅntšə (Q080p Vliermaal)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
losse manchet:
loͅsə mōͅšeͅətə (Q080p Vliermaal)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
varkensbak:
vɛrǝkǝs˱bak (Q080p Vliermaal)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
truǝx (Q080p Vliermaal)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
zakje:
zakje (Q080p Vliermaal)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25217 |
luchtx |
lucht:
ps. omgespeld volgens Frings.
lōͅg (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal),
loͅux (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
priempje:
primkə (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal,
Q080p Vliermaal,
Q080p Vliermaal),
stekje:
stɛkskə (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal,
Q080p Vliermaal)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
den minsə ze[e}n huin alləmo[e}l en ⁄t feͅlt en mä:[e} (Q080p Vliermaal)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
20478 |
luier |
doek:
dŭŭk (Q080p Vliermaal),
kinderdoek:
kĕngərduk (Q080p Vliermaal),
kiengərdŏĕk (Q080p Vliermaal)
|
luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|