33610 |
erf |
koer:
kūr (Q080p Vliermaal),
mesthof:
meͅi̯stoͅf (Q080p Vliermaal)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
goed:
˲xoǝt (Q080p Vliermaal)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄ǝ.rt (Q080p Vliermaal)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
18047 |
etter |
materie:
mətērə (Q080p Vliermaal)
|
etter (van een wonde, enz.) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warsschei:
jā.sšęi̯ (Q080p Vliermaal)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
20172 |
familie |
familie:
famĭĕlə (Q080p Vliermaal)
|
verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33688 |
fijn droog stof |
stub:
støp (Q080p Vliermaal)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zaandoek:
zoǝnduk (Q080p Vliermaal),
zǫǝnduk (Q080p Vliermaal)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
30800 |
flank |
flanken:
fla.ŋkǝ (Q080p Vliermaal)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
18648 |
flaphoed |
boordhoed:
bjoəthūt (Q080p Vliermaal),
flabie:
[<flabberen, 2. (van kledingstukken) op slordige wijze loshangen?] (Flabie) [sic]
flabei (Q080p Vliermaal)
|
flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] || hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|