33140 |
wannen met de wanmolen |
jagen:
jǭgǝ (Q075p Vliermaalroot)
|
Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (Q075p Vliermaalroot)
|
warm [DC 44 (1969)]
III-4-4
|
19717 |
was |
was:
wãs (Q075p Vliermaalroot)
|
Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.]
II-6
|
26395 |
watergoot bij onderslagmolens |
kandel/kanjel:
kǫjnǝl (Q075p Vliermaalroot)
|
De komvormige houten constructie waar het molenrad van onderslagmolens in draait, bestaande uit een bak met zijwanden die even breed als het rad en gedeeltelijk gerond is. Daardoor wordt de kracht van het water optimaal gebruikt. Bij veel molens werd de houten constructie in de loop van jaren vervangen door een betonnen gang. Zie ook afb. 71. [Vds 61; Jan 62; Coe 54; Grof 78]
II-3
|
26809 |
waterlossing |
gracht:
grāx (Q075p Vliermaalroot),
sloot:
slęjt (Q075p Vliermaalroot)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
25968 |
watermolen |
watermolen:
wɛtǝr[molen] (Q075p Vliermaalroot)
|
Een molen die aangedreven wordt door waterkracht. Al naar gelang de bouwwijze onderscheidt men drie molentypes: de bovenslagmolen, de onderslagmolen en de turbinemolen. Zie hiervoor respectievelijk de lemmata ɛbovenslagmolenɛ, ɛonderslagmolenɛ en ɛturbinemolenɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 2; Jan 2; Coe 2; Grof 3; N O, 32j; monogr.; N D add.; N D, 2]
II-3
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (Q075p Vliermaalroot)
|
[RND 08]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
euze:
yø̜zǝ (Q075p Vliermaalroot)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
22860 |
weddenschap |
weddenschap:
widənsjup (Q075p Vliermaalroot)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
21247 |
weg |
weg:
wix (Q075p Vliermaalroot)
|
weg [RND]
III-3-1
|