e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meikever mulder: WLD  (molder) (Vlijtingen), preekheer: WLD  preekheer (Vlijtingen), rooskever: WLD ke van kever uitgesprokenals sanitair  rooskever (Vlijtingen), wijfje: WLD  (wijfke) (Vlijtingen) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] III-4-2
meiraap reube: ± WLD  rieb (Vlijtingen) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7
meisje meidje: klén méétskə (Vlijtingen), méétskə (Vlijtingen), niet echt bruikbaar!!!  gróótə méétskəs (Vlijtingen) groot (opgeschoten) meisje [ZND 11 (1925)] || klein meisje [ZND 11 (1925)] || meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is liefste: liefste (Vlijtingen) verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
melden (kaartterm) melden: iets aankondigen of zich aangeven bij iemand bv n plaats  mellen (Vlijtingen) Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)] III-3-2
melganzevoet boompjeskruid: bɛ̄mkǝskrō.t (Vlijtingen) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melig meelachtig: ± WLD  meelèètĭg (Vlijtingen) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melk melk: melǝk (Vlijtingen), mɛ.lǝk (Vlijtingen) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkafromer afromer: ǭfrāmǝr (Vlijtingen) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkboer melkboer: milkby:r (Vlijtingen) melkboer [RND] III-3-1