e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slikken slikken: slikkə (Vlijtingen) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim rap: (tis ne rappe).  rap (Vlijtingen), slim: sleum (Vlijtingen) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slip slip: slup (Vlijtingen) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] III-1-3
sloffen sloffen: sluffe (Vlijtingen) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok slok: kort  slŭŭk (Vlijtingen) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slons (slodder?) sloor: sloor (Vlijtingen), truffel: truffəl (Vlijtingen), vlaai: vlaoj (Vlijtingen) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] III-1-4
slordig onachtzaam: onaachzəm (Vlijtingen) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
sluipen kruipen: kroope (Vlijtingen) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluitspeld toespang: təwspang (Vlijtingen) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
slurpen slurpen: gelijk aan soeur  slèùrpə (Vlijtingen) slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3