33039 |
steel van de zicht |
zichtewerf:
zixtǝwɛ̄rǝf (Q171p Vlijtingen)
|
Houten gedeelte van de zicht. De lengte hiervan is ± 80 cm; aan het ene uiteinde zit het handvat en aan het andere wordt het blad bevestigd. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk ook lemma en kaart ''steel van de zeis'' (3.2.3) in aflevering I.3. Omdat men ter plaatse de zicht vanouds niet gebruikte, is er voor de steel geen naam bekend in: L 312, 313, 315, 316, 353, 354, 355, 356, 358, 359, 361, 362, 363, 364, 365, 366, 368 en 413. Als voor dezelfde plaats zowel een simplex (werf, gewerf) alsook een samenstelling (zichtewerf e.d.) is opgegeven, is in dit lemma alleen het simplex opgenomen. De snaad-opgaven zijn wel overdrachtelijk vanwege de steel van zeis; de steel-opgaven zijn doorgaans jong. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70a; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 8; L 45, 8; monogr.; add. uit: N 14, 131; A 14, 10; Lu 1, 16.2]
I-4
|
20942 |
steen |
kern:
± WLD
kjaan (Q171p Vlijtingen)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
28206 |
steengruis |
kiezel:
kīzǝl (Q171p Vlijtingen)
|
Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.]
I-8
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kweulen (Q171p Vlijtingen, ...
Q171p Vlijtingen)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21421 |
stelen |
stelen:
steilen (Q171p Vlijtingen)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
steulpe (Q171p Vlijtingen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21487 |
stempelen |
doppen:
Mondelinge informatie Ronny Keulen.
doppe (Q171p Vlijtingen)
|
stempelen
III-3-1
|
32971 |
stengel, steel |
stam:
stam (Q171p Vlijtingen)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
kapotgaan:
WLD = kapotgaan
kapotgwĕn (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
stīēfkendjr (Q171p Vlijtingen)
|
stiefkinderen [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|