24857 |
grote weegbree |
weegblad:
eigen spelling
weigblaat (L386p Vlodrop)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25234 |
grote wolk |
hommelkop:
hommelkop (L386p Vlodrop)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18872 |
gruwelijk |
afschuwelijk:
aafsjuwwelik (L386p Vlodrop)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24780 |
guichelheil |
roodwier:
eigen spelling
roodwier (L386p Vlodrop)
|
Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18834 |
guitig |
plagen:
ploage (L386p Vlodrop)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
gulp (L386p Vlodrop)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20495 |
gulzig |
gulzig:
gulzig (L386p Vlodrop)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gegund (L386p Vlodrop)
|
ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18856 |
gunst |
gunst:
guns (L386p Vlodrop)
|
de welwillende, gunstige gezindheid van de ene persoon tegenover de andere [gunst, jonst] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
guur (weer):
guur (L386p Vlodrop),
killig (weer):
killig (L386p Vlodrop),
zuur (weer):
zoer waer (L386p Vlodrop)
|
huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|