18236 |
halssnoer |
kraal:
krall (L386p Vlodrop)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
capuchon:
kapǝsūn (L386p Vlodrop)
|
Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-11
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
eerste kwartier (L386p Vlodrop),
wassende maan:
wassende maon (L386p Vlodrop)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
laatste kwartier:
litste kwartier (L386p Vlodrop)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
kwart:
(vloeistof).
kwart (L386p Vlodrop)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21607 |
halve stuiver |
laps:
lapsj (L386p Vlodrop)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21606 |
halve-centstuk |
oortje:
äörtsje (L386p Vlodrop)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21731 |
handboei |
handboei:
handboeij (L386p Vlodrop)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33305 |
handcultivator |
cultivator:
køltǝvātǝr (L386p Vlodrop)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
21849 |
handel |
koper (zn.):
kuipper (L386p Vlodrop)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|