19415 |
het vuur doven |
laten uitgaan:
laoten ootgaon (L386p Vlodrop),
uitmaken:
oe lang
oetmaken (L386p Vlodrop)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23618 |
het zielboek aflezen |
het zielenboek voorlezen:
et zeelebook veurlaeze (L386p Vlodrop)
|
Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
heite bliksem (L386p Vlodrop)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32923 |
heukeling |
opper:
øpǝr (L386p Vlodrop)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
uitereensmijten:
utǝręi̯nšmītǝ (L386p Vlodrop)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
18087 |
heupjicht |
gicht:
gig (L386p Vlodrop)
|
Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
heuvel:
heuvel (L386p Vlodrop),
hoopje:
hupke (L386p Vlodrop),
verhoogsel:
verheugsel (L386p Vlodrop)
|
een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25028 |
hevige slag |
slag:
sjlaag (L386p Vlodrop)
|
een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
vers:
vaersj (L386p Vlodrop)
|
voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
23901 |
hiernamaals |
hiernamaals:
hienaomaols (L386p Vlodrop)
|
Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)]
III-3-3
|