e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vuur doven laten uitgaan: laoten ootgaon (Vlodrop), uitmaken: oe lang  oetmaken (Vlodrop) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)] III-2-1
het zielboek aflezen het zielenboek voorlezen: et zeelebook veurlaeze (Vlodrop) Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)] III-3-3
hete bliksem hete bliksem: heite bliksem (Vlodrop) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heukeling opper: øpǝr (Vlodrop) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden uitereensmijten: utǝręi̯nšmītǝ (Vlodrop) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heupjicht gicht: gig (Vlodrop) Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] III-1-2
heuvel, kleine hoogte heuvel: heuvel (Vlodrop), hoopje: hupke (Vlodrop), verhoogsel: verheugsel (Vlodrop) een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hevige slag slag: sjlaag (Vlodrop) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiel vers: vaersj (Vlodrop) voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hiernamaals hiernamaals: hienaomaols (Vlodrop) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3