e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hij aardt naar zijn vader hij aardt op zijn vader: hee aard op zie vader (Vlodrop) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen piepen: pieppe (Vlodrop) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen snakken: sjnakke (Vlodrop) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hik hik: hik (Vlodrop) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinken hinkelen: hinkelle (Vlodrop) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hinniken hinniken: henǝkǝ (Vlodrop), hommeren: hōmǝrǝ (Vlodrop) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: ho.d (Vlodrop) hoed [RND] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̜̄jǝ (Vlodrop), met de koeien uitgaan: met dǝ ky ūtgǭn (Vlodrop) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef van de koe klauw: klau̯w (Vlodrop), schoen: šōn (Vlodrop) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hook (Vlodrop) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] III-4-4