22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L386p Vlodrop)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21986 |
inzetgeld |
gezet?:
gezat (L386p Vlodrop)
|
het inleggeld (inzetgeld) per duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
pekelen:
peekele (L386p Vlodrop)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
oog:
oag (L386p Vlodrop)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21915 |
jaarduif |
jarige, een ~:
juirrige (L386p Vlodrop)
|
een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
jaorgetie (L386p Vlodrop)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormert (L386p Vlodrop)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34074 |
jaarring |
ring:
reŋk (L386p Vlodrop)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18566 |
jacquetpak |
slippenpak:
sjluppepak (L386p Vlodrop)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21181 |
jagen |
jagen:
jaage (L386p Vlodrop)
|
voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|