24556 |
jeneverbes |
wacholder:
wachelder (L386p Vlodrop)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (L386p Vlodrop)
|
jeuk [N 07 (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jeuke (L386p Vlodrop)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24097 |
jezuïet |
jezuet:
jezwiet (L386p Vlodrop)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
vliegende gicht:
vleegende gig (L386p Vlodrop)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21280 |
joelen |
onruststoker (zn.):
onrus sjteuker (L386p Vlodrop)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (L386p Vlodrop)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
uitgevlogen:
oetgevlaege (L386p Vlodrop)
|
een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
aan het stoten:
aan ’t sjtootte (L386p Vlodrop),
gestoten:
gesjtootte (L386p Vlodrop)
|
een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
jong:
jonk (L386p Vlodrop),
katsel:
kadsjel (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)]
III-4-1
|